Stel je voor dat je een kind bent dat altijd te horen krijgt wat je niet kunt.
Wat zou dat met je doen?
Je bent een pestkop, je kan niet leren, je bent bang, je plast altijd in je broek, je kan niet met andere kinderen spelen..............
- Kinderen gaan geloven dat de negatieve eigenschap bij hen hoort, onveranderbaar is.
- Kinderen krijgen een stigma. Er wordt op negatieve wijze over hen gesproken. Waardoor niet alleen de kinderen de negatieve eigenschap inprenten, maar ook hun omgeving.
- Wanneer de verwachting van de ouders en de omgeving te laag staat ingesteld, gaat het zelfvertrouwen van het kind naar beneden. Het gaat zich gedragen naar de verwachtingen van de anderen.
Een kind met een probleem (iets nòg niet kunnen) moet iets leren om het probleem te verhelpen.
Daarbij heeft het anderen nodig die helpen de vaardigheden te leren.
Loopt uw kind ergens tegenaan?
Wat moet het nog leren?
Benoem niet het probleem, maar benoem de vaardigheid die het te leren heeft.
Voorbeeld:
Hein is 5 jaar en kan zijn veters nog niet strikken. De ouders van Hein vinden dit erg lastig. Om het probleem uit de weg te gaan kopen ze alleen nog schoenen met klittenband. Eigenlijk vinden ze dat Hein veters moet leren strikken.
De ouders benoemen steeds dat Hein z'n veters niet kan strikken. Wanneer opa en oma komen, of wanneer er een vriendje is dat wel zijn veters strikt. Ze voelen zich hier schuldig over.
Wat te doen?
Wat is het voordeel?
Samen met Hein bespreken de ouders hoe fijn het zou zijn als hij zelf zijn veters zou kunnen strikken. Ze bespreken alle voordelen die dat zou hebben.
Welke vaardigheid heeft hij nodig?
Ook vragen ze aan Hein wat hij zelf zou moeten kunnen om zijn veters te strikken.
Hein benoemt:"Ik kan al mijn voeten in de schoen stoppen, een eerste knoop maken maar dan weet ik het niet."
(Hein is dus al een heel eind, hij kan zelf zijn schoen aan doen en de knoop maken.)
Hein wil graag leren hoe hij de rest moet doen.
Samen met zijn ouders spreekt Hein af dat hij de lusjes wil leren maken om uiteindelijk de strik in de veter te kunnen leggen.
Vieren.
De ouders van Hein vragen hoe hij het zou willen vieren wanneer hij zijn veters zelf kan strikken.
Hein geeft aan dan heel graag schoenen met veters te willen, dan kan hij aan iedereen laten zien dat hij het kan.
Oefenen.
Hein gaat de hele week oefenen. Zijn ouders geven hem de tijd. Wanneer hij oefent moedigen ze hem aan. ook vertellen ze aan opa en oma en aan de juf dat hij druk is om zijn vaardigheid te leren. Iedereen is trots op zijn doorzettingsvermogen. En stimuleert hem als het even niet lukt.
Na een week kan Hein zijn veters strikken.
Apetrots showt hij zijn nieuwe schoenen aan iedereen die het maar zien wil.
Kinderen die nog iets moeten leren hebben iemand nodig die;
Helpt een vaardigheid te leren.
Geduldig is.
Stimuleert en positief is.
Gelooft dat het doel gehaald wordt.
Veters strikken is een eenvoudige vaardigheid die u waarschijnlijk zelf graag aan wilt pakken met uw kind.
Heeft u een wat ingewikkelder doel dan help ik u graag op weg.
Anke Tragter